Rond de vorige eeuwwisseling bracht de firma Wellcome – specialist in medische instrumenten – een demontabel glazen spuitje op de markt. Verpakt in een metalen doosje en vergezeld van buisjes met kleine tabletjes. Soms werden er ook ampullen met gedestilleerd water bij geleverd. Die buisjes bevatten de toen meest gebruikte geneesmiddelen zoals atropine, digitaline en morfine. Een tabletje met de gewenste werkzame stof werd opgelost in gedestilleerd water, het spuitje werd in elkaar gezet en nadat de naald was aangebracht kon de vloeistof door de naald heen worden opgezogen en onderhuids bij de patiënt worden ingespoten. Later kwamen er soortgelijke setjes op de markt, met kant en klare ampullen waarin het geneesmiddel al was opgelost.
Ook in die tijd moesten de artsen al alert zijn op diefstal van medicijnen. Medicijnen zoals morfine werden dan ook achter slot en grendel bewaard in de zogenaamde gifkast. Vaak was dat niet meer dan een houten kastje of kistje met een slot erop. Sommige konden ook verzegeld worden.
De injectiespuit is in de loop van de jaren sterk verbeterd. Charles Gabriël Pravaz uit Lyon maakte in 1852 al een glazen spuitje met een schaalverdeling op de zuigerstang, om opium onderhuids in te spuiten. Later kwam de schaalverdeling op de buitenkant van het glas. Dit soort spuiten werden geleverd in doosjes die vanbinnen met fluweel en zijde waren bekleed en vanbuiten met leer beplakt.
Soms werden injectiespuiten voor speciale doeleinden gemaakt, bijvoorbeeld voor het inspuiten van insuline bij suikerziekte of voor het toedienen van antistoffen tegen difterie. Ook deze lagen vaak in mooi bekleden doosjes, net als die van mijnheer Pravaz.
Behalve voor het inspuiten van geneesmiddelen, was er ook een spuit om vocht af te zuigen. Deze was eveneens vaak in een mooi beklede doos verpakt, samen met een set holle naalden en slangetjes. Als een tuberculosepatiënt ‘vocht achter de longen had’ kon de dokter dat afzuigen door een naald met daaroverheen een hol buisje tussen de ribben te steken. Als deze goed zat werd de naald eruit getrokken en een slangetje op het buisje geplaatst. Dit slangetje werd op de spuit met een driewegkraan aangesloten. Zo kon men het vocht uit de borstkas zuigen en na omzetten van het kraantje in een opvangbak te spuiten.
Als zich bij een patiënt door een bepaalde ziekte vocht in de buikholte had opgehoogd, kon men dat aftappen met een zogenaamde trocard. Dat was ook weer een holle buis met een naald en een driewegkraan.